maandelijks
maandelijks - Bijvoeglijk naamwoord 1. iedere maand een keer ♢ Dit is een maandelijkse bijdrage. maandelijks - Bijwoord 1. iedere maand een keer ♢ Wij gaan maandelijks vissen. Woordherkomst afgeleid van maand met het achtervo...
Wiktionary (2019)
maandelijks - Bijvoeglijk naamwoord 1. iedere maand een keer ♢ Dit is een maandelijkse bijdrage. maandelijks - Bijwoord 1. iedere maand een keer ♢ Wij gaan maandelijks vissen. Woordherkomst afgeleid van maand met het achtervo...
Muiswerk Educatief (2017)
maandelijks - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: maan-de-lijks 1. wat elke maand gebeurt ♢ik bezoek haar maandelijks Bijvoeglijk naamwoord: maan-de-lijks de/het maandelijkse ...
Van Dale Uitgevers (1950)
I. bn., iedere maand plaats hebbend, geldig voor een maand enz.: een maandelijkse rekening; maandelijkse bezoldiging; II. bw., alle maanden, elke maand : ik betaal maandelijks twaalf gulden.
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw.; per maand, om de maand: de maandelijkse rekening; zij ontvangen maandelijks hun wedde, iedere maand.
Jozef Verschueren (1930)
('ma:ndələks) 1. bn. iedere maand plaatshebbend, voor een maand geldend, een maand lang: bij -e termijnen 2. bw. alle maanden, elke maand, om de maand: zijn wedde ontvangen.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
I. bn., iedere maand plaatshebbend, geldig voor een maand enz.: een maandelijkse rekening; II. bw., alle maanden, elke maand: ik betaal maandelijks twaalf gulden.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: