Wat is de betekenis van maak?

2023-09-25
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Maak

Zie Martinus

2023-09-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

maak

maak - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van maken ♢ Ik maak 2. gebiedende wijs van maken maak! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van maken maak je?

Direct toegang tot alle 10 resultaten over maak?

Word nu vriend van Ensie
2023-09-25
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Maak

v -> Martinus (Fri. (Het Bildt)).

2023-09-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Maak

s.; in de —, yn ’e maek.

2023-09-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Maak

v., het maken, zowel nieuw maken als repareren : zijn schoenen in de maak brengen, geven ; mijn fiets is in de maak, bij de reparateur; dat zal wel in de maak blijven, daar zal wel nooit iets van komen.

2023-09-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

maak

v.; het maken van iets nieuws of het herstellen van iets: de schoenen zijn in de maak, a) zijn onderhanden, b) worden gerepareerd.

2023-09-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

maak

(ma:k) v. 1. het maken: twee japonnen zijn in de -; dat zal wel in de blijven, daar zal wel nooit iets van komen. 2. Uitbr. het opnieuw maken, herstellen, repareren: in de geven, brengen; mijn schoenen zijn in de -.

2023-09-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

maak

v./m., het maken, zowel nieuw maken als repareren: mijn fiets is in de maak, bij de reparateur; dat zal wel in de maak blijven, daar zal wel nooit iets van komen; er is daarvoor een regeling in de maak; in voorbereiding.

2023-09-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Maak

Maak v. het maken zoowel van nieuw te maken als van te repareeren zaken: zijn schoenen in de maak brengen, geven, om ze te laten repareeren; mijn fiets is in de maak, bij den reparateur; dat zal wel in de maak blijven-, daar zal wel nooit iets van komen.

2023-09-25
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Maak

Maak, v. (B.m.) gmv. het maken; in de - zijn, onder handen zijn. *-LOON, m. en o. (-en), loon voor het maken van iets. *-SEL, o. (-s), werk, gewrocht, voortbrengsel van handenarbeid enz.; fatsoen, vorm; wijze van maken, dit horologie is van engelsch -; (fig.) hij is een wonderlijk -, hij heeft een vreemden ligchaamshouw. *-STER, v. (-s), zij die...