Wat is de betekenis van Maagdelijk?

maagdelijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. betrekking hebbende op een maagd ♢ Het maagdelijke meisje was nog teer en onschuldig. 2. van dingen ongerept, teer ♢ De maagdelijke, witte sneeuw lag wel een halve meter dik in onze tuin. Woordherkomst afgelei...

maagdelijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: maag-de-lijk 1. door niemand of niets aangeraakt of veranderd ♢de sneeuw zag er maagdelijk uit 1. een maagdelijk vel papier [onbeschreven] Bijv...

Maagdelijk - (gezegd van een geweer) brandschoon. Vlaamse legerkringen.

...

bn.; van of als van een maagd; rein, zuiver: de maagdelijke staat, ongehuwde; fig. het maagdelijk metaal, zilver; maagdelijke wouden, nimmer betreden; maagdelijke sneeuw, vers gevallen.

('ma:gdələk) bn. en bw. 1. van, eigen aan, betreffende een maagd: -e zedigheid. 2. nog maagd: een ridder. 3. ongehuwd; de -e stad. 4. ongerept, niet betreden: -e wouden; -e sneeuw. 5. blank, teer : zilver.

bn. en bw., 1. van of als een maagd: de maagdelijke staat, ongehuwde staat; 2. (oneig.) nog geen seksueel verkeer gehad hebbend; 3. (fig.) ongerept, rein, zuiver: maagdelijke wouden; maagdelijke sneeuw, vers gevallen; maagdelijk papier, een maagdelijk blad, onbeschreven; het doel was nog maagdelijk, er was aan die kant nog geen doelpunt gemaakt.

Maagdelijk bn. bw. van of als eene maagd; de maagdelijke staat, ongehuwde staat, ook der R.-K. priesters;. — maagdelijke schaamte; — (fig.) ongerept, rem, zuiver: maagdelijke wouden; maagdelijke sneeuw.

zie Dochter.