Wat is de betekenis van Lullen?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

lullen

(16e eeuw) (inf.) praten, kletsen. Eigenlijk: binnensmonds zingen, neuriën. 'Iemand van de sokken lullen': iemand overbluffen. 'Lullen is geen vis': praatjes vullen geen gaatjes. • Sooph! je lult als een boek! (Johannes Kneppelhout: Studentenleven. 1841-1844) • lullen = kletsen = druk praten, van een gezelschap mannen, inzonderheid...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

lullen

lullen - Werkwoord 1. (informeel) onzin uitkramen Wat zit je nou te lullen? 2. (informeel) verraden Hij heeft tegen de politie zitten lullen. lullen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord lul

2024-04-19
Jargon & Slang van Soldaten

Marc De Coster (2017)

Lullen

Lullen - niet lullen (ook wel: kletsen) maar poetsen: ironisch soldatengezegde met betrekking tot de plichtsbetrachting. . . . en ik blijf maar doorgaan met mijn devies niet lullen maar poetsen en word soms meelijwekkend bekeken. - jan Cremer, Logboek (1978) ​

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

lullen

lullen - regelmatig werkwoord uitspraak: lul-len 1. woorden uitspreken, iets zeggen ♢ (plat) we hebben gezellig zitten lullen 1. niet lullen maar poetsen! [niet praten maar doen] Reg...

2024-04-19
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Lullen

niet - maar poetsen niet kletsen maar werken; geen woorden maar daden. Volgens Jan Cremer (zie citaat hieronder) uit het Pools. De uitdr. komt ook in het soldatenslang voor (zie Salleveldt 1978, onder het lemma ‘nief). Een variant is niet kletsen maar karren/laaien. ... ik blijf maar doorgaan met mijn devies ‘niet lullen maar poetsen’... (Jan Crem...

2024-04-19
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

lullen

Zonder iets degelijks uit te voeren zijn tijd verdoen; lummelen, niksen; soms bep.: treuzelen.

2024-04-19
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

lullen

(lulde, heeft geluld), kletsen, kwebbelen, leuteren. Wat komen ze hier lullen ? Kijken hoe we pinaren? Die ellendelingen (B. Ooft 1969: 79). Nu voelde hij zich geteisterd en bedreigd door die luidruchtige negerkinderen die daar op zijn hek stonden te lullen (Cairo 1977: 70). - Etym.: In SN wordt het, evenals in het Zeeuws (Ghijsen), niet gevoeld al...

2024-04-19
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Lullen

sussen, in slaap wiegen.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)