Wat is de betekenis van luiaard?

2024-04-18
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

luiaard

Het begrip luiaard heeft 2 verschillende betekenissen: 1) lui persoon. iemand die lui is; lui persoon. 2) traag Zuid-Amerikaans zoogdier. Zuid-Amerikaans zoogdier met grote klauwen, dat zich zeer traag in de bomen voortbeweegt en dat vaak langdurig ondersteboven aan een boomtak blijft hangen. Men onderscheidt tweevingerige luiaard...

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

luiaard

luiaard - Zelfstandignaamwoord 1. werkschuw persoon Immigranten worden door hem afgeschilderd als dronkenlappen en luiaards. 2. (zoogdieren) Zuid-Amerikaans zoogdier Woordherkomst afgeleid van lui met het achtervoegsel -aard

2024-04-18
Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Luiaard

Twee soorten luiaards zijn er, de drievingerige of ai en de veelal grotere tweevingerige die ook wel unau wordt genoemd. Mensen die ze hebben bestudeerd, beweren dat de eerste nog driemaal luier is dan de tweede. Natuurlijk is er geen sprake van echte luiheid. Ze zijn van nature alleen maar erg traag in hun bewegingen – precies zo traag als n...

2024-04-18
Dieren-encyclopedie

Lize Stilma (1961)

Luiaard

De luiaard is een zoogdier, dat zich langzaam maar zeker door de bomen beweegt, hangend aan de voeten met de rug omlaag. De voeten hebben nagels als haakjes en zo kun je natuurlijk goed hangen en ondertussen bladeren eten.

2024-04-18
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

luiaard

lui mens.

2024-04-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Luiaard

s., loaiker(t), loaibûse, -wammes, -wagen.

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Luiaard

m. (-s), 1. lui mens (hetzij van aard of op zeker ogenblik); 2. familie (Bradipodidae) met twee geslachten (Choloepus, Bradipus) van Zuidamerikaanse tandenarme zoogdieren: de luiaard hangt aan de takken der bomen te slapen.

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

luiaard

m. luiaards: 1. zeer lui mens, op een bepaalde tijd of van natuur: de jongen is een luiaard; 2. dierk. aai of ai, traagloper: de luiaard is een tandenloos zoogdier uit Z.-Am.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-18
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Luiaard

Ai, traaglooper, i/d Z -Am. bosschen op de boomen levend viervoetig nachtdier; hangt voortdurend a/d takken, beweegt zich moeilijk o/d grond. Planteneter.