Lui
Friese naam. Eenstammige verkorting van Germaanse namen met liud-, lud- 'volk' (zie lud-); vergelijk Lude en de vermelding Ludolphus dictus Luye, Breugel 1455.
Meertens Instituut (2020)
Friese naam. Eenstammige verkorting van Germaanse namen met liud-, lud- 'volk' (zie lud-); vergelijk Lude en de vermelding Ludolphus dictus Luye, Breugel 1455.
Wiktionary (2019)
lui - Bijvoeglijk naamwoord 1. werkschuw, niet houdend van inspanning of werk ♢ Ik ben vandaag erg lui geweest. 2. geschikt om op zijn gemak in te zijn ♢ Hij zat in zijn luie stoel. lui - Zelfstandignaamwoord 1. lieden, mensen (plura...
Muiswerk Educatief (2017)
lui - bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord 1. zonder zin om iets te doen ♢ hij maakt zich niet zo druk, hij is een beetje lui 1. een lui oog [met een afwijking waardoor je dubbel ziet] ...
Frits Conijn & R.M. van Poll (2003)
lui - Term om stemming op effectenbeurs aan te geven: er vindt weinig handel plaats, de omzetten zijn klein.
Dr. Johannes van der Schaar (1964)
m Fri. naam. Eenstammige verkorting van Germ. namen met liud-, lud- ‘volk’ (zie lud-); vgl. Lude en Ludolphus dictus Luye, Breugel 1455.
H.J. Terblanche - M.A., D. Litt
gelui, klinkende geluid van, met klok; sekere inhoud bevat (verhaal); traag; sonder werklus; mense.
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj. & adv., loai, lui, mudzich, modzich; — zijn, Evert op ’e rêch hawwe; liever — dan moe zijn, leaver kald as wurch wêze, leaver de lins as it tsjil drage; een — en lekker leven hebben, op it (mest)hok lizze, de kost yn it gasthûs hawwe.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: