Wat is de betekenis van lui?

2024-04-23
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Lui

Friese naam. Eenstammige verkorting van Germaanse namen met liud-, lud- 'volk' (zie lud-); vergelijk Lude en de vermelding Ludolphus dictus Luye, Breugel 1455.

2024-04-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

lui

lui - Bijvoeglijk naamwoord 1. werkschuw, niet houdend van inspanning of werk Ik ben vandaag erg lui geweest. 2. geschikt om op zijn gemak in te zijn Hij zat in zijn luie stoel. lui - Zelfstandignaamwoord 1. lieden, mensen (plura...

2024-04-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

lui

lui - bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord 1. zonder zin om iets te doen ♢ hij maakt zich niet zo druk, hij is een beetje lui 1. een lui oog [met een afwijking waardoor je dubbel ziet] ...

2024-04-23
Jargon & Slang van Studenten

Marc De Coster (2017)

Lui

Lui - de lui: de leden van het studentencorps.

2024-04-23
Financieel Woordenboek

Frits Conijn & R.M. van Poll (2003)

lui

lui - Term om stemming op effectenbeurs aan te geven: er vindt weinig handel plaats, de omzetten zijn klein.

2024-04-23
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Lui

m Fri. naam. Eenstammige verkorting van Germ. namen met liud-, lud- ‘volk’ (zie lud-); vgl. Lude en Ludolphus dictus Luye, Breugel 1455.

2024-04-23
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

lui

gelui, klinkende geluid van, met klok; sekere inhoud bevat (verhaal); traag; sonder werklus; mense.

2024-04-23
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Lui

(Barg.) suffer, domkop

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Lui

adj. & adv., loai, lui, mudzich, modzich; — zijn, Evert op ’e rêch hawwe; lieverdan moe zijn, leaver kald as wurch wêze, leaver de lins as it tsjil drage; eenen lekker leven hebben, op it (mest)hok lizze, de kost yn it gasthûs hawwe.