lubben
(18e eeuw, thans Delft, stud.) bedriegen, strikken, overhalen om iets te doen; afzetten. Reeds bij F. Halma (Woordenboek der Nederduitsche en Fransche Taalen. 1710). Lubben betekent ook: castreren. • Snijden, bedriegen: iemand lubben. (Petrus Weiland: Nederduitsch taalkundig woordenboek. 1803) • Lubben - Schijnheilig lief doen met als do...