Wat is de betekenis van Loten?

loten - Werkwoord 1. toeval de uitkomst laten bepalen ♢ We moesten loten om te bepalen wie het laatste stuk taart kreeg. loten - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord lot 2. meervoud van het zelfstandig naamwoord loot

loten - regelmatig werkwoord uitspraak: lo-ten 1. de beslissing laten afhangen van het toeval ♢ wij hebben erom geloot wie mee mocht Regelmatig werkwoord: lo-ten ik loot jij/u loot...

Johan Gideon; geb. Maartensdijk (Utrecht), 16 mei 1710, overl. Utrecht 25 februari 1789. Ambtenaar in dienst van de O.I. Compagnie, werkzaam als zodanig in Oost-Indië, na 1777 te Utrecht. Amateurschilder en tekenaar van planten en dieren (natuurlijke historie).Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek VIII; Scheen 1946 en 1969.

v., lotsje.

...

(lootte, heeft geloot), 1. iets door het lot laten beslissen; trekken: om iets loten; 2. in ’t bijz. met betr. tot het aanwijzen van jongelieden voor de krijgsdienst door het trekken van een nummer: hij is er in geloot, hij moet dienen; 3. door het lot krijgen, uit een loterij trekken : hij heeft een zilveren horloge geloot.

lootte, heeft geloot: 1. krijgsdienst: een lot of nummer trekken: ik moet heden loten voor de militie; 2. door loten verkrijgen: een koek loten; de gelote koek; 3. door het toeval, loting laten beslissen; trekken: om iets loten; er werd geloot, wie mocht kiezen.

➝ Premieleening.

('lo:ton) I. (lootte, heeft geloot) 1. door het lot laten beslissen : om iets -; er werd geloot, wie het eerst zou spelen. 2. Eert. een lot, nummer trekken betreffende de krijgsdienst: hij moet dit jaar -; hij is erin geloot, moet soldaat worden. 3. bij een loterij verkrijgen : zij heeft een mooie vaas geloot. 4. door het lot uitmaken : bi...