Wat is de betekenis van losbandig?

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

losbandig

losbandig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: los-ban-dig 1. wie zich niet aan morele regels en voorschriften houdt ♢ zij gaat met alle vreemde mannen mee, ze is nogal losbandig Bijvoeglijk naamwoord: los-ban-dig ......

2024-04-24
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

losbandig

ongebonde; immoreel.

2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Losbandig

adj. & adv., los, lossinnich, slantfeteftich; — leven, der nuver troch slingerje, der oan 'e hoasbannen ta troch gean, wyldjeije, wyldkaterje.

2024-04-24
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Losbandig

bn. bw. (-er, -st), zich niet aan regel, voorschrift of gewoonte houdend, ongeregeld, buitensporig, ongebonden; thans bep. in moreel opzicht, zedeloos: een losbandig leven leiden; een losbandig mens.

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

losbandig

bn., bw.; ongeregeld, ongebonden, onzedelijk: een losbandig leven leiden; losbandig leven.

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

losbandig

(loz’bandəch) bn. en bw. (-er, -st) zich aan geen zedelijke banden storend: een mens; leven. Syn. → lichtzinnig.

2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

losbandig

bn. en bw. (-er, -st), 1. los van banden bij koeien; 2. zich niet aan regel, voorschrift of gewoonte houdend, ongeregeld, buitensporig, ongebonden; m.n. in moreel opzicht, zedeloos: een losbandig leven leiden; een losbandig mens.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)