losbandig
losbandig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: los-ban-dig 1. wie zich niet aan morele regels en voorschriften houdt ♢ zij gaat met alle vreemde mannen mee, ze is nogal losbandig Bijvoeglijk naamwoord: los-ban-dig ......
Muiswerk Educatief (2017)
losbandig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: los-ban-dig 1. wie zich niet aan morele regels en voorschriften houdt ♢ zij gaat met alle vreemde mannen mee, ze is nogal losbandig Bijvoeglijk naamwoord: los-ban-dig ......
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj. & adv., los, lossinnich, slantfeteftich; — leven, der nuver troch slingerje, der oan 'e hoasbannen ta troch gean, wyldjeije, wyldkaterje.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), zich niet aan regel, voorschrift of gewoonte houdend, ongeregeld, buitensporig, ongebonden; thans bep. in moreel opzicht, zedeloos: een losbandig leven leiden; een losbandig mens.
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw.; ongeregeld, ongebonden, onzedelijk: een losbandig leven leiden; losbandig leven.
Jozef Verschueren (1930)
(loz’bandəch) bn. en bw. (-er, -st) zich aan geen zedelijke banden storend: een mens; leven. Syn. → lichtzinnig.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw. (-er, -st), 1. los van banden bij koeien; 2. zich niet aan regel, voorschrift of gewoonte houdend, ongeregeld, buitensporig, ongebonden; m.n. in moreel opzicht, zedeloos: een losbandig leven leiden; een losbandig mens.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: