Wat is de betekenis van Lorrig?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

lorrig

(19e eeuw) (inf.) (meestal m.b.t. geld) onbeduidend. • Wie het ééne wil, moet het andere ook willen, en gij zult toch wel niet gelooven, dat gij met een lorrige één-duizend daalders wissels zoo'n goed als Pumpelhagen op de flesch kunt krijgen?(Heinrich Ludwig Christian Fritz Reuter: Herinneringen uit mijne leerjaren...

2024-04-19
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

lorrig

nikswerd, onbeduidend.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Lorrig

bn. (-er, -st), prullig, voddig, nietswaardig: lorrig goed; — (gemeenz.) voor een lorrige honderd gulden kun je het krijgen.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

lorrig

bn., bw.; nietswaardig, onbeduidend, prullig; lorrig werk, lorrig maaksel.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

lorrig

('lorrəch) bn. (-er, -st) voddig, nietswaardig, onbeduidend, prullig: goed, maaksel.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

lorrig

bn. (-er, -st), prullig, voddig, nietswaardig:lorrig goed; (gemeenz.) onbetekenend: voor een lorrige honderd gulden kun je het krijgen.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Lorrig

Lorrig bn. (-er, -st), prullig, voddig, nietswaardig lorrig goed; — (gemeenz.) voor een lorrige honderd gulden kun je het krijgen.

Gerelateerde zoekopdrachten