Wat is de betekenis van lopen?

2023-12-11
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2023)

lopen

1) (2003) (politie) zie citaat. • Lopen. Politieterm voor het rondhangen van met name Antilliaanse en Marokkaanse jongeren op een bepaalde plek, vaak met de bedoeling een slachtoffer uit te kiezen voor een beroving. (Martin Meulenberg: Van adat tot zwart-rechts. Lexicon van de multiculturele samenleving. 2003) 2) (1986) (Rotterdam) verk...

2023-12-11
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

lopen

lopen - Werkwoord 1. (Noord-Nederlands) ergatief stappen, gaan Lopen naar het stadhuis is sneller dan met de auto. 2. (Zuid-Nederlands) ergatief rennen Je zal moeten lopen als je de trein nog wil halen. 3. (Noord-Nederlands)...


Direct alle 20 resultaten bekijken?

Start nu je gratis proefperiode!

2023-12-11
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

lopen

lopen - onregelmatig werkwoord uitspraak: lo-pen 1. je te voet voortbewegen door stappen te nemen ♢ er lopen twee mannen voorbij 1. hij zet het op een lopen [gaat heel hard lopen] ...

2023-12-11
Jargon & Slang van Wielrenners

Marc De Coster (2017)

Lopen

Lopen - 'gaan lopen': de groep achter zich laten, wegvluchten. Fr. se détacher, se tirer. Eng; to jump away.

2023-12-11
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

lopen

1. Van een kleur: zodanig bij de tegenpartij verdeeld zijn dat kan worden voortgegaan met het maken van slagen in die kleur. 2. Op de loop gaan, weglopen.

2023-12-11
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

lopen

rennen, hardlopen Ik heb niet veel slaap nodig. Ik sta makkelijk om 4 uur op om te gaan lopen, dan ben ik om 7 uur terug thuis voor het ontbijt. (De Standaard) Gaandeweg dringt de Belgische betekenis ook in Nederland door. Mensen die voor hun plezier (hard)lopen noemen zichzelf 'lopers' en onderscheiden zich daarmee van tr...

2023-12-11
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

lopen

1. een wandeling maken in: Ja, m’n vrouw is toch naar bed zeg, laten we de Nes loopen V. DORT 29; 2. zich opwinden, zich op stang laten jagen: Hoemeer de ander zich opwond, ‘liep’ des te kalmer werd-ie, tot groot vermaak van z’n ‘gabbers’, ELSENSOHN 19.

2023-12-11
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

lopen

(onov ww; liep; h. en is gelopen) LO - zich op de benen snel voortbewegen: lopen als een haas, de wind, snel lopen; loop je niet, zo heb je niet, als men zich niet inspant, zal men niets bereiken.

2023-12-11
De A is van Amalia, die is allochtoon, een multiculti ABC

Hans Kaldenbach (2007)

Lopen

Als een Turkse Nederlander in Turkije een winkel binnenloopt, dan gaan voor hem de prijzen meteen omhoog. Het winkelpersoneel heeft aan de manier van lopen gezien dat er een Europese Turk binnenkomt. Ook voor hen gelden de hogere toeristenprijzen. De man loopt doelgericht zoals de meeste West-Europeanen. In grote delen van de wereld is lopen meer k...

2023-12-11
Lexicon van de multiculturele samenleving

Martin Meulenberg (2003)

Lopen

Politieterm voor het rondhangen van met name Antilliaanse- en Marokkaanse jongeren op een bepaalde plek, vaak met de bedoeling een slachtoffer uit te kiezen voor een beroving.

2023-12-11
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

lopen

(liep, gelopen) rennen, hardlopen - verloren lopen, verdwalen. Als u zich toch alleen naar het gebied begeeft (het is het hele jaar door vrij toegankelijk, honden toegelaten aan de lijn), is het niet zo eenvoudig het wandelpad zonder probleem terug te vinden. Maar echt verloren lopen is aartsmoeilijk. - FET, 31-08-2002. - scheeflopen,...

2023-12-11
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Lopen

De ‘kilometerteller’ op de levensweg. Ziet men zichzelf of een ander langzaam lopen, dan zou men met bedachtzaamheid moeten handelen. Bij een snelle manier van lopen zal een bepaald plan spoedig kunnen worden gerealiseerd. Een wandeling betekent altijd geluk en tevredenheid en symboliseert dus een optimistische instelling. (Zie ook &lsq...

2023-12-11
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

lopen

De gebiedende wijs loop of loopt wordt gewoonlijk gebruikt in verdwijnverwensingen met de betekenis ‘maak dat je wegkomt!’ Vaak is die betekenis zelfs nog afgezwakt tot ‘ben je mal’, ‘och kom’ en dergelijke. Bij Bredero komt voor loop schijten! Wij kennen zonder volledig te willen zijn nog ...

2023-12-11
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

lopen

In versch. toep. die afwijken van de standaardt.: 1. Zich zeer snel voortbewegen: rennen, hard lopen. Gelukkig werd er op dit ogenblik gebeld, anders had ik misschien een oorveeg opgelopen, want mijn mama stonden de handen nogal los aan ’t lijf. Ik liep openmaken, BOSSCHAERTS 1954, 61. Zeg, een beetje kalm aan! Ik ben te moe om nog te lopen...

2023-12-11
Oosthoek Encyclopedie supplement

Oosthoek (1972)

Lopen

(liep, heeft gelopen), (gemeenz.) 20. uitkering genieten krachtens : in de Ziektewet, in de VUT-,

2023-12-11
Lexicon van de Psychologie

N. Sillamy (1965)

LOPEN

de meest gewone vorm van voortbeweging van de mens. Lopen is afhankelijk van het → rijpingsproces (een baby heeft gemiddeld 60 weken nodig om alleen te kunnen lopen) en van het leerproces (de wilde meisjes die men in 1920 in de jungle in Midnapore vond en die met wolven samenleefden en evenals deze, met een opmerkelijke snelheid, op 4 voeten l...

2023-12-11
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

lopen

: je mond loopt te veel, je praat, je babbelt (ev. roddelt) te veel. Zie Cairo 1980b: 39. - Etym.: S ‘joe moto waka’ = lett. ‘je mond loopt’.

2023-12-11
Eerste Medisch Systematische Ingerichte Encyclopedie

Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)

Lopen

een voor de validiteit belangrijke zeer samengestelde handeling, waarvoor het spierskeletstelsel, de evenwichtszin en alle motorische systemen van het zenuwstelsel intact moeten zijn.

2023-12-11
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Lopen

v., rinne, roun, roun; gean, soale drosse, droskje, bonkelje, poatelje; met tegenzin — bjiskje; kalm —, traepje traepkje, pesjantelje, peazgje, peadzje, peatskje, peat(t)erje; snel —, tippelje, fokselje, jaskje, snjitte, snoarje, snuorje; stevig —, de hakken yn 'e groun s...

2023-12-11
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Lopen

I. (liep, heeft en is gelopen), 1. zich op de benen snel voortbewegen: hij liep wat hij kon; uit al zijn macht lopen; hij heeft de hele dag te lopen en te draven; lopen en springen; — hard (Zuidn. zere) lopen; — lopen als een haas, een kievit, de wind, snel lopen; — ...