Wat is de betekenis van lokaal?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

lokaal

lokaal - Bijvoeglijk naamwoord 1. plaatselijk, van beperkte omvang De kleinere beurzen hebben een wat lokalere functie. lokaal - Zelfstandignaamwoord 1. een ruim vertrek dat voor een bepaald doel gebruikt wordt Ze mochten het lokaal niet ve...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

lokaal

lokaal - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: lo-kaal 1. van een bepaalde streek ♢ het vieren van Sint-Maarten is een lokaal feest 2. alleen op een bepaalde plek ♢ zij kreeg voor het weghalen van de...

2024-04-25
Bodemrichtlijn begrippenlijst

Rijkswaterstaat (2017)

Lokaal

Lokaal, specifiek wordt hiermee bedoeld plaatselijke verontreinigingen verdeeld over een beperkt oppervlakte, waarvoor een of meerdere eenduidige puntbronnen zijn aan te wijzen.

2024-04-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Lokaal

deel van een school; zaaltje; plaatselijk

2024-04-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

lokaal

gebou, kamer of saai; lokale, plaaslik.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Lokaal

s.n., lokael (it).

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Lokaal

(<Fr.), o. (...kalen), 1. gebouw met betr. tot het doel waarvoor het bestemd is, inz. als vergaderplaats : het lokaal van een partij; 2. ruim vertrek, zaal, bep. met betr. tot het doel waarvoor het gebezigd wordt: de lokalen van een school, de vertrekken waar les gegeven wordt; vgl. school-, stemlokaal enz.; 3. zie Locaal.