Wat is de betekenis van Loebas?

2025-02-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2025-02-15
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

loebas

(19e eeuw) (Vlaanderen) lomp, gemeen of brutaal persoon. • He, bleekzak!' spotte hij. 'Waarom gaat gij naar 't hof niet?... Al de meisjes loopen zich de beenen af, wanneer ze u zien... Remedie tegen de liefde!... 't zal moeten een schoon deksel zijn, dat past op 'nen vuilen pot, zooals gij. Kruip in een mollegat, leelijke loebas...' (Reimond...

2025-02-15
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Loebas

(in Vlaanderen) lomperd, schurk, bandiet. Volgens Van Dale sedert ca. 1884 en een nevenvorm van lobbes. Moet ge iets hebben, leelijke loebas, g’ hebt het maar te vragen! (Reimond Stijns en Isidoor Teirlinck, Arm Vlaanderen, 1884) Hoe kunt ge toch zo beest zijn, lelijke loebas, en dat tegen ’n wees! (Ernest Claes, Charelke Dop. 10de dru...

2025-02-15
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

loebas

(de, -sen) goedaardige hond. goedige kerel. Tussen zijn drukke bezigheden als televisiepresentator nam hij dit jaar ook deel aan de preselecties van Eurosong, en zoals bekend kwam de goedaardige loebas uit Lubbeek als overwinnaar uit de bus. - DM, 25-05-2002. - lomperd, lummel.Ik ben een loebas, een in zichzelf gekeerde, donkeren, weinig mededeel...

2025-02-15
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

loebas

1. Grote, goedaardige hond; lobbes. Honden in de stad degenereren ... omdat de dieren te weinig loopruimte hebben. «Zelfs de meest zachtaardige loebas kan zich dwaas gaan gedragen als hij lange tijd opgesloten zit», menen ze, Nieuwsblad 18/6/1977. 2. Goedige kerel, goedzak, sul. Dat ventje van mij is toch zo’n goeien loeb...

2025-02-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Loebas

m., (Zuidn.) lomperd, boerenkinkel, schurk.

2025-02-15
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

loebas

m. loebassen (Z.-N. lomperd, domoor).

2025-02-15
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

loebas

m., (gew.) lomperd, kinkel.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-02-15
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

loebas

loebas zn. 'groot, plomp mens of dier' categorie: klankwoord Mnl. Johannes lobbaes, gilles loubas [1280, 1306; Beele 1975]; nnl. loebas 'lomperd' [1865-70; Schuermans], 'grote hond' [1884; WNT], later ook 'groot mens' in haar grote loebas van een zoon [1927; WNT Aanv.], ook 'boerenkinkel, lomperd' [1933;...

Gerelateerde zoekopdrachten