lippen
1) (1836) (ww.) (Barg.) zie citaat. • Alle makelaars lippen, zei de heer Pynappel, welk bargoensch woord zeggen wil dat zij zaken doen voor eigen rekening, en de wet verplicht hen om of hun belang op te offeren of hun eed te schenden. (Java-bode, 08/03/1893) 2) (19e eeuw) (znw.) (euf.) schaamlippen. 'De lippen nathouden' is lesbotaal vo...