Wat is de betekenis van Lijmerig?

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Lijmerig

adj. & adv., lim(er)ich, kliemsk.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Lijmerig

bn. bw. (-er, -st), 1. als lijm, kleverig, traag vloeiende: lijmerige vloeistoffen; de soep is lijmerig, gebonden; 2. (fig.) traag vloeiend, slepend, langzaam: lijmerig praten.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

lijmerig

bn. en bw.(-er, -st) 1. kleverig: een -e stengel. 2. traag vloeiend: -e stoffen. 3. langzaam en saai: -e zinnenspreken.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

lijmerig

bn. en bw. (-er, -st), 1. als lijm, kleverig, traag vloeiend: lijmerige vloeistoffen; 2. (fig.) traag vloeiend, slepend, langzaam: lijmerig praten.

2024-04-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Lijmerig

Lijmerig bn. bw. (-er, -st), lijmerig praten; met lijmerige stem, slepend, langzaam. LIJMERIGHEID v.