Wat is de betekenis van Liften?

(werkwoord) [alg.] meerijden, duimreizen - Duimreizen was heel gewoon. Iedereen liet iedereen meerijden.

(2021) (straattaal) copuleren, neuken. • De tweede, goedgevulde categorie is die van woorden die staan voor ‘neuken’, ‘de populairste van alle binnensporten’ volgens schrijver-columnist Nico Scheepmaker (1930-1990). In straattaal worden onder meer de volgende woorden gebruikt: batsen, ballen, boelen, choppen, freaken, k...

liften - Werkwoord 1. (verkeer) het, met een langs de weg aangehouden auto, als gratis passagier meerijden liften - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord lift Verwante begrippen carpoolen

Hijstoestel. Sinds eind XIX voor personen, in de vorm van een op- en neergaand kamertje, dat oorspronkelijk met de hand werd bediend. In eenvoudiger vorm veel vroeger bekend. Te Parijs werd al begin XV een dergelijk toestel ‘met tegenwicht’ in een woonhuis vermeld. In XVIIwas hier de ‘fauteuil volant’, ‘chaise à...

liften - regelmatig werkwoord uitspraak: lif-ten 1. omhoog brengen ♢ met twee handen heb ik dat gewicht gelift 2. proberen een lift te krijgen ♢ Pim lift elk weekend naar %STAD% Regel...

Ook: krikken. Bij het bieden de tegenpartij naar een hogere deelscore tillen door in de uitpas nog een actie te ondernemen. Zie ook: beschermen; openhouden

(ov ww; liftte; h. gelift) GY - optillen, bv. het liften van de dans- of gym- partner op de schouder of op de hand boven het hoofd. Herkomst: van Eng. to lift (omhoogtillen, optillen).

Het gaspedaal loslaten. Van het Engelse to lift (opheffen). Autosport jargon: “Daar moetje niet liften, maar planken."

Een lichaamscorrectie (doen) ondergaan. Afgeleid van het Engelse werkwoord ‘to lift’: optrekken. Zie ook cosmetische* chirurgie. Nichten leggen squeeze op de koffietafel. Daarin lees je hoe je billen kunt liften. De Groene Amsterdammer, 29-07-98