Wat is de betekenis van Liflaf?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

liflaf

liflaf - Zelfstandignaamwoord 1. (voeding) een smakelijk maar weinig voedzaam gerechtje Kerst is voor veel mensen de tijd van overdadig eten – dat is nu eenmaal de traditie. En omdat we hard op weg zijn naar de appelflappen en oliebollen, beperken sommige huishoudens zich momenteel tot kliekjes en liflaf...

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

liflaf

1. bn. (smakeloos, laf): liflaffe kost; 2. inz. liflafje (flauwe kost, te weinig gezouten; ook ong.: kleine lekkernijen): bloedworst, maar geen liflafjes.

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

liflaf

[Redupl. van laf] A. bn. 1. Eig. smakeloos; -je kost. 2. Metf. zonder kracht, flauw; -je vraat. B. o. (-fen; -je) I. Eig. 1. smakeloze kost: dat is beter dan al die -jen. 2. [msch. onder invloed van lief] kleine lekkernij: van -jes houden. II. Metf. 1. Algm. iets zonder kracht, iets flauws. 2. Inz. flauwe praat, walgelijke liefkozing, vleierij:...

2024-03-29
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Liflaf

Het begrip liflaf heeft 2 verschillende betekenissen: 1. liflaf - Liflaf bn. smakeloos, laf, ongezouten; (fig.) flauw. 2. liflaf - Liflaf o. liflafferij. LIFLAFJE, o. (-s), liflafjes opdisschen; — kleine lekkernijen, b. v. bij het dessert.

2024-03-29
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Liflaf

Liflaf, bn. smakeloos, laf, ongezouten. *-FEN, ow. gel. (ik liflafte, heb geliflaft), laf en walgelijk liefkozen; zottepraat uitslaan. *-FERIJ, v. walgelijke liefkozing, laffe kost, malle praat.