levensloos
levensloos - Bijvoeglijk naamwoord 1. zonder leven ♢ Na het lopen van de 4 daagse kwam hij levensloos over de eindstreep. Woordherkomst afgeleid van leven met het achtervoegsel -loos met het invoegsel -s- Synoniemen levenloos, dood, futloos, gevoelloos, moe