Wat is de betekenis van levenskracht?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

levenskracht

levenskracht - Zelfstandignaamwoord 1. kracht waarmee de levensverschijnselen zich doen gelden. Woordherkomst samenstelling van leven en kracht met het invoegsel -s- Synoniemen kracht, pit

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

levenskracht

levenskracht - zelfstandig naamwoord uitspraak: le-vens-kracht 1. kracht en zin om iets te doen ♢ de levenskracht van opa de Reus is nog erg groot Zelfstandig naamwoord: le-vens-kracht de levenskracht Syno...

2024-04-20
Lexicon der Natuurgeneeskunde

Ernst Meyer Camberg (1981).

Levenskracht

is de kracht die ons lichaam bijeen houdt en het tegen alle aanvallen en ruwheid van de buitenwereld beschermt door de natuurlijke afweermechanismen. Is de echte natuurlijke geneeskracht en staat gelijk met wat de geneesheren in de oudheid „physis” (natuur) en de „vis medicatrix naturae” (de zelf-genezende kracht v.d. natuur...

2024-04-20
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Levenskracht

of vitaliteit van zaden komt tot uiting in diverse eigenschappen van het zaad, zoals kiemkracht en groeikracht. Zaad, dat aan l. heeft ingeboet, kiemt slecht en traag. Bovendien behoort het zaad voldoende l. te bezitten om bij gunstige groeivoorwaarden tot een normale kiemplant te kunnen uitgroeien. Weinig levenskrachtig zaad vormt veelal zwakke ab...

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Levenskracht

s., libbenskrêft, helm, piid (it).

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

levenskracht

v. levenskrachten (kracht om te leven, kracht waardoor zich het leven openbaart).

2024-04-20
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Levenskracht

→ Vitalisme.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

levenskracht

v. (-en) kracht, vermogen om in het leven te blijven. Syn. vitaliteit.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

levenskracht

v./m. (-en), 1. bijzondere kracht waarvan men voorheen de aanwezigheid in levende wezens onderstelde (vis vitalis); 2. kracht om in het leven te blijven, vitaliteit.