levenloos
levenloos - Bijvoeglijk naamwoord 1. zonder leven ♢ Na het lopen van de 4 daagse kwam hij levenloos over de eindstreep. Woordherkomst afgeleid van leven met het achtervoegsel -loos Synoniemen levensloos, dood, futloos, gevoelloos, moe
Klik hier en claim exclusief dit begrip
Nederlandstalige WikiWoordenboek
levenloos - Bijvoeglijk naamwoord 1. zonder leven ♢ Na het lopen van de 4 daagse kwam hij levenloos over de eindstreep. Woordherkomst afgeleid van leven met het achtervoegsel -loos Synoniemen levensloos, dood, futloos, gevoelloos, moe
Nederlands woordenboek voor onderwijs
levenloos - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: le-ven-loos 1. niet meer levend ♢ het kindje kwam levenloos ter wereld 2. niet (meer) beweeglijk, druk of opgewekt ♢ hij zat als een levenloze figuur...
Biologische encyclopedie geschreven door G. Th. van Kempen. Amsterdam, 1974.
niet tot het levende behorend, zonder leven.
Nederlandse encyclopedie
bn., 1. zonder leven, hetzij dit nooit aanwezig is geweest of verloren is gegaan: levenloos geboren; de drenkeling werd opgehaald, de levenloze dingen; de levenloze natuur, de delfstoffen; 2. levendigheid, bewogenheid missende, saai, futloos: de bomen staan oud en -; hij staarde met levenloze ogen.
M. J. Koenen's Verklarend handwoordenboek
bn. (niet levende, zonder leven): de levenloze dingen; de drenkeling werd levenloos opgehaald; fig. levenloze ogen, mat, dof.
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
LEVENLOOS, bn. zonder leven: levenloos geboren; de drenkeling werd levenloos opgehaald, het leven was reeds geweken; — de levenlooze dingen, voorwerpen; — de levenlooze natuur, de delfstoffen. LEVENLOOSHEID, v.
Handwoordenboek van Nederlansche Synoniemen 1898
zie Dood.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Altijd met LinkedIn ingelogd? Vraag een wachtwoord aan via de 'wachtwoord vergeten' knop.