Wat is de betekenis van levendigheid?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

levendigheid

levendigheid - Zelfstandignaamwoord 1. vol met leven zijnde, enthousiast, dartel, vitaliteit, animo Met veel levendigheid praatte de 100 jarige vrouw over haar jeugd en toen ze haar man had ontmoet. Allegro assai is een muziekterm die 'met grote levendigheid...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Levendigheid

s., fortier (it).

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

levendigheid

v.: levendigheid v. h. verkeer.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

levendigheid

(’le:vəndəcheit) v. het levendig zijn : op straat, op het water; van geest, van stijl, van handel en verkeer.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

levendigheid

v., 1. beweeglijkheid: de van de stad; 2. opgewekte beweeglijkheid, vuur: de van zijn aard; 3. afwisseling en frisheid van aspect: de taal zal er in levendigheid door winnen.