Wat is de betekenis van Leuren?

2024-04-23
AI woordenboek

ChatGPT (2023)

leuren

Het werkwoord leuren betekent meestal dat iemand iets probeert te verkopen door het van deur tot deur aan te bieden of het aan voorbijgangers aan te prijzen. Het woord wordt ook wel gebruikt om te beschrijven dat iemand iets met moeite probeert te verkopen of te slijten, bijvoorbeeld omdat er weinig belangstelling voor is of omdat de prijs te hoog...

2024-04-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

leuren

(1999) (Vlaanderen, jeugd) zie citaat. • Leuren. Aan een sigaret trekken. (Jongerentaal in De Morgen, 24/02/1999)

2024-04-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

leuren

leuren - Werkwoord 1. bij de huizen aanbellen om rotzooi te verkopen, venten 2. bedriegen, knoeien 3. sleuren, slepen leuren - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord leur Synoniemen [1] colporteren, venten

2024-04-23
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

leuren

- met zich laten leuren, zich voor de gek laten houden.

2024-04-23
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

leuren

1. Dringend aanbieden; ge moet met het eten niet zo leuren, het zal allemaal wel op geraken. 2. Onhandig omgaan (met -), sollen; overal meeslepen, zeulen; ook: spotten, in de verb. met zich laten leuren. De godganse dag loopt zij met haar poppen te leuren, Gehoord te Boom jan. 1978. Opm.: In de standaardt. wel in de be...

2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Leuren

v., sutelje.

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Leuren

(leurde, heeft geleurd), 1. waren langs de deuren venten of op straat te koop aanbieden: zij leurde met mossels; 2. (Zuidn.) dringend aanbieden: U moet met het vlees zo niet leuren, wij zullen het wel op krijgen; — met zijn dochter leuren, te koop lopen; 3. openlijk aan ieder rondvertellen: ze ging overal met het geh...

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

leuren

leurde, h. geleurd (1 langs de huizen venten; 2 Z.-N. sollen; sleuren): 1. met groenten leuren; 2. Z.-N. leur niet zo met dat kind.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

leuren

('leurәn) (leurde, heeft geleurd) [~ sleuren] 1. langs de huizen rondgaan om te verkopen: met mosselen -. Syn. venten. 2. openlijk aan een ieder rondvertellen: en zij ging overal met het geheim -. 3. Veroud. knoeien. 4. spotten: met zich laten -.