leggen
1) (1972) (Barg.) de kaarten (laten) leggen; de toekomst voorspellen. • De blonde vrouw in Apache-Alie geeft me vijf gulden inplaats van een rijksdaalder. De andere vrouwen laten zich ook ‘leggen’. (Hermine Heijermans: Nog meer minnaars en vele lichte vrouwen. 1972) 2) (19e eeuw) (Vlaanderen, inf.) betalen, afdokken. ...