Wat is de betekenis van Leg?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

leg

leg - Zelfstandignaamwoord 1. het leggen van eieren Deze kip is niet aan de leg. leg - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van leggen ♢ Ik leg 2. gebiedende wijs van leggen leg!...

2024-04-25
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Leg

van de - af slanguitdr. voor ‘ongesteld’. Zie ook bezoek hebben.

2024-04-25
Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

LEG

gehucht in de Noordbrabantse gemeente Chaam.

2024-04-25
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Leg

Het produceren van eieren door hoenders, eenden en evt. andere vogels.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Leg

s., lêch.

2024-04-25
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

leg

I. been, bout, schenkel; poot; pijp [v. broek]; schacht [v. laars]; gedeelte, etappe, ronde [v. wedstrijd]; be on one's left-offs; 1. het woord voeren; 2. op de been zijn; be on one’s last legs, op zijn laatste benen lopen; fall on one’s legs, op zijn pootjes terecht komen; get on one’s legs, opstaan, het woord nemen; give on...

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Leg

I. m., het eierenleggen der vogels: kippen die nog aan de leg zijn; een kip van de eerste leg; II. v. en o. (-gen), 1. het eenmaal leggen en ophalen van een visnet; 2. plaats waar het eierleggen gebeurt; 3. plek in een sloot enz. waar veel vis zit; 4. hoeveelheid graan die een maaier telkens als los hoopje neerlegt; 5. laag schoven op de dorsv...

2024-04-25
Geneeskundig woordenboek (EN-NL)

dr. mr. W. Schuurmans Stekhoven (1949)

leg

been, onderbeen; baker leg, genu valgum, bakkers been, O-been; bandy leg, bow leg, genu varum, X-been; leg holder, beenhouder; (lawn-tennis) leg coup de fouet, zweepslag; milkleg, white leg, plegmasia alba dolens, kraambeen.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

leg

m. (het leggen der vogels, der hoenders): de kippen zijn al aan of van de leg.