leeglopen
1) (1995) (politie) bekennen. Vgl. op breken staan; doorkleumen*; doorkleunen*; doorkotsen*; doorslaan*; doortimmeren*; gibbelen*; kotsen*; omslaan*; zingen*. • Natuurlijk wist ze verdomd goed wat ze deed, maar ze was ook echt gedwongen en mishandeld. Toen wij met haar praatten, liep ze meteen leeg (politiejargon voor een bekennende verdachte)...