Wat is de betekenis van LEED?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

leed

leed - Zelfstandignaamwoord 1. verdriet en pijn Er is hem behoorlijk wat leed aangedaan. leed - Werkwoord 1. enkelvoud verleden tijd van lijden ♢Ik leed ♢Jij leed ♢Hij, zij, het...

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

leed

leed - zelfstandig naamwoord 1. ellendig gevoel vanwege iets naars ♢ het leed van de nabestaanden is enorm 1. het leed is weer geleden [het verdriet, de narigheid is voorbij] 2....

2024-04-26
Begrippen duurzaam bouwen

Rijksoverheid

LEED

LEED: Leadership in Energy and Environmental Design. Het LEED Green Building Rating System werd ontwikkeld door de United States Green Building Council (USGBC). LEED kan worden beschouwd als het Amerikaanse equivalent van BREEAM. Het is in eerste instantie gericht op het ontwerpen van nieuwbouw en renovaties, maar ook bestaande gebouwen kunnen erme...

2024-04-26
Funerair Lexicon

H.L.Kok (2002)

Leed

Onder 'leed' verstond men het middagmaal, warm of koud, dat bij een begrafenis werd gegeten. Zonder een dergelijk maal was het een begrafenis zonder leed.

2024-04-26
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Leed

verder geen -, verder is er niets aan de hand. Ironisch clichégezegde. Enfin, dan wordt het straks een ontmoeting van de broeders in Christo! Verder geen leed! (Willem van Iependaal: Kluivenduikers Doedeldans, 1937) Bankroet en opnieuw beginnen. Verder geen leed. (Willem van Iependaal: Vlieg er eens uit, 1950)

2024-04-26
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Leed

Het zelfstandig naamwoord leed: verdriet, smart, is afgeleid van het bijvoeglijk naamwoord dat in het Middelnederlands leet geschreven werd en betekende: verdrietig, droevig, spijtig. Hooft zegt dat hij ‘de leyde lange tijt’ moet verdrijven als hij zijn liefste moet missen. Wij kennen nog de zegswijze: iets met lede ogen aanzien, waarva...

2024-04-26
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

leed

liggaamlike of stoflike nadeel, skade, kwaad; verdriet; spyt; berou; pyn; kommer.

2024-04-26
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

LEED

Tot in de 19de eeuw naam voor begrafenis. Er hoorde een L. of deamiel (L., of dodenmaal) bij met o.a. L.-bôen (L.-brood). Men werd op een L. genodigd, zie Begrafenis.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Leed

s.n., leed (it), leedzje (it), smerte; — doen, muoije, spite, oandeare; iem. doen, immen krinke, smerte, immen deare; — over iets voelen, fiel fan eat hawwe.