ledig
...
Ontdek ons tijdschrift
en lees alles over taal uit Nederland en Vlaanderen*Zolang de voorraad strekt
Van Dale Uitgevers (1950)
Leeg, bn. bw. (-er, -st, leger, -st), 1. vrij van werkzaamheden of verplichte bezigheden: ik besloot geen ogenblik ledig te zijn ; — in ongunstige zin : kinderen die de ganse dag ledig lopen ; — (zegsw.) een leeg mens is des duivels oorkussen ; 2. met betr. tot tijdruimten : vrij; waarin niet gewerkt wordt: in e...
Wiktionary (2019)
ledig - Bijvoeglijk naamwoord 1. leeg ledig - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ledigen ♢ Ik ledig 2. gebiedende wijs van ledigen ♢ ledig! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ledigen ...
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj., leech; (ijl), idel, yl; (nietsdoend), ledich, liddich; -e aren, g(j)elde ieren; groot, — vertrek, idele romte.
Dr. H. W. J. Kroes (1951)
open, vrij; vacant; ongebruikt; ongehuwd; im ledigen Stande, in ongehuwde staat; der Sorgen ledig, vrij van zorgen.
Jozef Verschueren (1930)
('le:dəch) bn. en bw. (-er, -st) [~ Lat. liber, vrij] 1. zonder bezigheden, vrij : de ganse dag loven. → mens. 2. niet door bezigheden in beslag genomen, vrij : -e tijd; een uurtje waarnemen om te schrijven; met zijn lege tijd geen raad weten. 3. niets of zo goed als niets bevattend, inhoudend : -e aren, glazen; een -e kamer; een lege b...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: