Wat is de betekenis van laweit?

2024-04-23
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

laweit

lawaai. onaangenaam geraas; rumoer; herrie; lawaai. Voorbeelden: Negen mannen en twee vrouwen sterk vertrekken we richting Moerbeke. Daar ineens veel laweit in de groep, een derailleur die in de spaken draait is de oorzaak. http://stuurken.blogspot.nl/2013/03/31-maart-onze-2de-ploeg-naar-axel-hulst.html, 31 maart 2013 De zon...

2024-04-23
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

laweit

lawaai Merel-lief, wees toch wat voorzichtiger in het verkeer. Het is allemaal veel sneller gebeurd dan je denkt, in een flits, en voor je het goed en wel beseft is het pwiét pwiét pwiét-met veel laweit naar het ziekenhuis. (Eriek Verpale, Gitta) Geen Algmeen Nederlands Gangbaarheid: 1 Vlaamsheid: 2

2024-04-23
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

laweit

(het) lawaai. grote bek. Er is natuurlijk wel rivaliteit tussen Sint-Truiden en Genk, maar het blijft enkel bij wat verbaal geweld. Een Truienaar is een vent met een groot laweit en verder niks. - LN, 12-07-2002.

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Laweit

o., 1..(Zuidn.) lawaai: een laweit van alle duivels; — (spr.) groot laweit in een klein straatje, veel geschreeuw en weinig wol; 2. schittering, opsmuk: da meisken is voor geen laweit; — een groot laweit, iets dat te groot is om mooi of gemakkelijk te zijn; 3. snoever, pocher.

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

laweit

o. (lawaai): volkst. wat een laweit! in Z.-N. ook gespeld lawijt.

2024-04-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

laweit

o., (gew.) lawaai.

2024-04-23
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)