latten
1) (1942) (sold.) geslachtsgemeenschap hebben, copuleren. J.J.M. van Dam (Jantje Kaas en zijn jongens) oppert de mogelijkheid dat het woord in deze zin zou afkomstig zijn of samenhangen met ‘latse’ (in de 16de en 17de eeuw: broekklep). Wellicht eerder terug te voeren op ‘lat’ in de betekenis van ‘mannelijk lid’....