late
late - Bijvoeglijk naamwoord 1. verbogen vorm van de stellende trap van laat
Peter Bakema (2003)
(de, -s) - de late hebben, met de late staan, in de avondploeg zitten.- ik heb deze week vier lates, ik moet deze week vier avonden werken.
Ontwerp nu je advertentie. Direct online!
Dr. F.P.H. van Wely (1951)
I. laat; te laat; laatst, van de laatste tijd, jongst(e); vergevorderd; gewezen, vorig, ex-; overleden, wijlen; the late Mr. A., wijlen de Heer A.; of late, (in) de laatste tijd; II. laat; te laat; voorheen; onlangs; as late as the Stuart times, tot aan (in), nog in, tot op die tijd; later on, later.
Dr. J.F.L. Montijn (1949)
adv. 1. eig., breed, in de breedte. | ver, wijd en zijd; poët., populus late rex, Verg., late tyrannus, Hor. 2. overdr., ars late patet, Cic. | in ’t bijz., rijkelijk, overvloedig, verkwistend; wijdlopig, uitvoerig.
Stephanus Axters (1937)
In ruimen zin, oneigcnlijk (Tgd STRICTE, In strikten zin, eigenlijk).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.