Wat is de betekenis van Laplander?

2024-04-26
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Laplander

iemand uit Lapland. iemand die afkomstig is uit Lapland; inwoner van Lapland. Voorbeelden: In het rijtje WK-sterren van 1994 mag na het duel om de derde plaats tussen Bulgarije en Zweden de naam van de kleine Laplander niet meer ontbreken. In deze 'kleine finale', die weliswaar zelden serieus wordt genomen, maakte Brolin du...

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Laplander

(19e eeuw) (vnl. Vlaanderen, meer bepaald Antwerpen en Gent, maar ook in Groningen) scheldw. voor een oneerlijk of verachtelijk iemand, een schelm, een bedrieger of een nietsnut. In het Waasland ook voor een dronkaard. • lappert = lapzak, en schertsend, als woordspeling, laplander, soort van scheldwoord voor iemand die bedriegelijk te werk gaa...

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

Laplander

Laplander - Zelfstandignaamwoord 1. (demoniem) een (mannelijke) inwoner van Lapland, gebied in het noorden van Europa, of iemand afkomstig hiervan of behorend tot het volk van de Lappen Woordherkomst afgeleid van Lapland met het achtervoegsel -er Synoniemen Lap

2024-04-26
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Laplander

(in Vlaanderen, i.h.b. Antwerpen) schelm, deugniet. De Lapland was destijds een stoomschip van de Red Star Line.Zóó, dan dadeluk uit m’n woning, niks geen praatjes meer, d’r uit zei je, kale jakhals die je benne, lillukke doovenetel, bazige laplander. (A. Smeding, Menschen uit ’n stil Stadje, ’n Roman, 1920)

2024-04-26
Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen

Klaas J. Eigenhuis (2004)

Laplander

Benaming voor de IJsgors Calcarius lapponicus [Albarda 1897; vD 1970]. E Lapland Bunting, Am Lapland Longspur. De vogel broedt in Lapland (dat wist Linnaeus in 1758), maar ook in (sub)arctisch Amerika en in Siberië. Houttuyn 1763 (p.536) noemt de Laplandsche [Vink] en haalt de Zweed Rudbeck1 (1660-1740) aan met "Laplandsche Distelvink&quo...

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Laplander

m. (-s), 1. bewoner van Lapland, Lap; 2. (nat. lust.) ijsgors (Calcarius lapponicus). 3. (gew.) schelm, bedrieger.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

Laplander

m. Laplanders (Lap II; ruwe vent; inz. Z.-N. schelm, bedrieger).

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Laplander

m. (—s) 1. Eig. Lap. 2. lap Metf. ruwe vent.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Laplander

m. (-s), bewoner van Lapland, Lap.