Wat is de betekenis van lamzak?

2024-04-23
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

lamzak

lui persoon. iemand die lui en slap gedrag vertoont; lapzwans; luiaard; luilak; nietsnut; slappeling, ook: iemand die zich beroerd, vervelend gedraagt. Vaak gebruikt als scheldnaam. Voorbeelden: Nu meteen naar Gustaaf Peeters lopen had geen zin; het is van die ouwe zot bekend dat hij een ruime middagpauze neemt. 's Ochten...

2024-04-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

lamzak

(19e eeuw) (scheldw.) futloos persoon; lammeling. O.a. opgetekend bij A. Opprel (Het dialect van Oud-Beierland. 1896) en bij G. Karsten (Het dialect van Drechterland. 1931). Vgl. lamgat*; lamstraal*. • Mal mens! Toe! Tantetje-lief! Lamzak! Draak! Stuk chagrijn! (Herman Heijermans: Op hoop van zegen. 1900) • 'Lamzak!' grauwt moeders stem...

2024-04-23
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Lamzak

futloos persoon; lammeling. Opgetekend o.a. bij Opprel en bij Karsten. Vgl. rotzak.Mal mens! Toe! Tantetje-lief! Lamzak! Draak! Stuk chagrijn! (Herman Heijermans, Op hoop van zegen, 1900) Een lamzak ben ik, schold hij zichzelf, een prutser. (Jan Mens, De kleine waarheid, 1967)

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Lamzak

m. (-ken), (plat) lammeling.

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

lamzak

m. lamzakken; plat.

2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

lamzak

('lam) m. en v. (-ken) Plat. lammeling(e).

2024-04-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

lamzak

m. (-ken), lammeling.

2024-04-23
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Lamzak

m. (-ken), (plat) lammeling.