Wat is de betekenis van Lamstraal?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

lamstraal

(1895) (scheldw.) ellendeling; lammeling. O.a. opgetekend bij A. Opprel (Het dialect van Oud-Beierland. 1896) en A.P. M. Lafeber (Het dialect van Gouda. 1967). Eigenlijk: iemand met een zwakke pisstraal, hetgeen op ongezondheid wijst. Lamstraal kan volgens De Vooys (Scheldnamen, spotnamen en vleinamen. Uit: Taalkundige opstellen. Deel III. 1941), m...

2024-04-25
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Lamstraal

ellendeling; lammeling. Eigenlijk: iemand met een zwakke pisstraal, hetgeen op ongezondheid wijst. Opgetekend bij o.a. Opprel en Lafeber. Vgl. donderstraal en rotstraal.Hou je poote thuis, lamstraal... Verrek nou. (S. Falkland, Schetsen. Eerste bundel, 1896) Welke idiote lamstraal uit Twello heeft geschreven dat de Stones vieze, ruwe, ongewassen a...

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Lamstraal

m. (...stralen), (scheldwoord) lammeling, beroerling.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

lamstraal

m. lamstralen (lammeling).

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

lamstraal

('lam) m. en v. (...stralen) lammeling(e).

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

lamstraal

m. (-stralen), lammeling, beroerling.

2024-04-25
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Lamstraal

m. (...stralen), (scheldwoord) lammeling; beroerling, onaangenaam mensch; strenge hardvochtige baas.