lampion
(1974) (meestal verkleinvorm) (inf.) borrel. • (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1974) • Hij vét saoves alt 'n lamplunneke. Hij neemt 's avonds altijd een 'lampionnetje'. Hij drinkt dan een borreltje. (Cor & Jos Swanenberg: Bij wijze van spreuken. Brabantse spreuken vergaard en verklaard. 2008)