Wat is de betekenis van Lampenpit?

2024-04-20
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

lampenpit

(1914, vero.) (Barg.) scheldwoord met meerdere betekenissen: onbenul, lammeling, maar ook: bleek persoon. • Wà bi jij 'n malle lampepit!... schaterde Schaartje. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 2: Van Nes en Zeedijk. 1914) • Wà mô jíj, lampepit?... lachte Karel om het boosdronken en ver...

2024-04-20
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Lampenpit

halfzacht iemand; sullige man; goedzak. Verkorting van lulletje lampenpit. Eigenlijk: de pit van een olielamp.De bewoners van het Heidehuis mochten hem niet. Er werd daar zelden over hem gesproken en als er over hem gepraat werd, kwam er meestal een onwelvoegelijk woord aan te pas. Misselijke vent, oude kerel en lampepit, waren daarvan nog de meest...

2024-04-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)