laf
laf - Bijvoeglijk naamwoord 1. een gebrek aan moed tonend ♢ Wat een verschrikkelijk laffe daad was dat! 2. onaangenaam smakeloos, flauw ♢ Er zit een laf smaakje aan. Verwante begrippen kleinmoedig
Wiktionary (2019)
laf - Bijvoeglijk naamwoord 1. een gebrek aan moed tonend ♢ Wat een verschrikkelijk laffe daad was dat! 2. onaangenaam smakeloos, flauw ♢ Er zit een laf smaakje aan. Verwante begrippen kleinmoedig
Muiswerk Educatief (2017)
laf - bijvoeglijk naamwoord 1. zonder moed, bangig ♢ het zou laf zijn om nu te stoppen 2. flauw van smaak, met weinig zout ♢ wat een laffe smaak heeft deze soep 1. een laffe grap...
Walter De Clerck (1981)
Van het weer, de jaargetijden e.d.: benauwd, drukkend, zwoel: het is laf (weer) vandaag; wij hebben een laffe zomer gehad. Sam.: lafmoedig, (w.g.) lafhartig (Ik zou mijn duizend en één gedachten hebben kunnen uitschilderen, in akute zelfportretten. Maar ik was geen schilder, ik was te lafmoedig om schilder te zijn, TEIRL...
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj. & adv., lef; (van spijzen), laf flau; -fe praatjes, ôfwaeid, lêbbich sleau praet; -fe praatjes maken, blaeije, blagje; —, onnozel vrouwmens, bl(a)ei bleike-muoi, babbe, babke (it).
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-fer, -st), 1. smakeloos, niet genoeg gezouten, flauw : laffe kost; die appel heeft een laffe smaak ; 2. (van het weer) zwoel, drukkend, benauwd: ’t is laf weer vandaag; 3. flauw, slap, kinderachtig: laffe verontschuldigingen; laffe kost, flauw geschrijf; een laffe, flauwe vent; 4. niet geestig, zouteloos: laffe aardi...
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw.; laffer, lafst (1 zouteloos; smakeloos; 2 van weer: zwoel; warm-vochtig; 3 flauw, kinderachtig; 4 lafhartig): 1. laffe spijzen; 2. laf weder; 3. laffe praat; 4. een laffe jongen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: