Wat is de betekenis van Laat?

2023-06-08
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

laat

laat - Bijvoeglijk naamwoord 1. na het voorziene ogenblik 2. 's avonds, 's nachts laat - Zelfstandignaamwoord 1. (geschiedenis) halfvrije boer Een laat was oorspronkelijk een cijnsplichtige, behorend bij een bepaald domein. laat - Werkwoord 1. enkelvoud tegenw...

Lees verder

Direct toegang tot alle 9 resultaten over Laat?

Word nu vriend van Ensie
2023-06-08
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

laat

laat - bijvoeglijk naamwoord 1. verder in de tijd dan gebruikelijk of afgesproken is ♢ we gaan naar huis, het is al laat 1. hoe laat is het? [welke tijd wijst de klok aan?] 2. v...

Lees verder
2023-06-08
Woordenboek Populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Laat

te - te -, zei Winnetou deze uitdr. wordt schertsend gebruikt om aan te geven dat een bepaalde handeling veel te laat geschiedde. Al bekend in de jaren dertig, misschien zelfs ouder (Karl Mays populaire personage, waarnaar hier verwezen wordt, dateert op zijn laatst van 1893). Oorspr. wellicht een ondeugend kinderversje, gezien de variant ‘Helaas,...

Lees verder
2023-06-08
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Laat

adj. & adv., let (letter, lêst); te komen, to let komme, neikomme.

2023-06-08
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

laat

I. m. laten (gesch. dienstbaar man, boer, die van zijn heer afhankelijk was): er waren vrijlaten, leenlaten en lijflaten. II. bn., bw.; later, laatst (niet vroeg; na de gewone of bepaalde tijd; vergevorderd in tijd): wat is het al laat! hoe laat is het? de trein is te laat; op de late avond; het was laat in het jaar; een late Pasen; zegsw. beter la...

Lees verder
2023-06-08
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

laat

I. (la:t) m. (laten) [min of meer vrijgelaten] Eert. 1. horige, halfvrije grondgebruiker. 2. vrijgelatene. II. (la:t) bn. en bw. (later, -st) [~ laten] 1. ver in de tijd: thuiskomen; met een late trein komen; latevoorbijgangers; is het geworden met het bal? op of in de avond; ‘s avonds -; op de dag, in de nacht; de late avond; een late Pa...

Lees verder
2023-06-08
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Laat

(niet vroeg), van het Germ. let, Voorgerm. lad = traag, moede; in ’t Hgd. is lasz nog moede, traag; uit de bet. van traag ontwikkelde zich die van: achteraankomend, ons huidig laat. Verwant is letten (z. d. w.) en beletten = traag doen zijn, dus tegenhouden.

2023-06-08
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Laat

Het begrip laat heeft 2 verschillende betekenissen: 1. laat - bn. bw. (later, -st), niet vroeg, vergevorderd (van den tijd); wat na den gewonen of bepaalden tijd plaats heeft: 't is al laat; laat in (op) het jaar; laat op den dag; een late oogst; — een late Paschen, die later valt dan gewoonlijk; — vroeg of laat, te eeniger tijd;...

Lees verder
2023-06-08
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Laat

Laat, bn. en bijw. (later, -st), niet vroeg, ver gevorderd (van den tijd); hoe - is het? welk uur wijst de klok? hoe -? wanneer? op welk uur? beter - dan nooit; het is te -, de tijd is voorbij; (ook) het (de zaak) is verloren; (fig.) ik weet al hoe - het is (hoe het met hem of met de zaak gesteld is); latere tijdingen (ontvangen na de vorige); laat...

Lees verder