laag
(1989) (stud.) dronken; promiscue. Syn.: brak*. 'Laag gaan': zich bezatten. • Een fles 'poepel' is jenever, 'laag gaan' is je bezatten en maak nooit een fout om een biertje te bestellen, dat heet pils. (Delta 17/08/1989) • Laag. Dronken zijn, of vrij promiscue zijn. (Elsevier, 09/02/2013, over studententaal) • Laag gaan: zuipen. (h...