Wat is de betekenis van kwiek?

kwiek - Bijvoeglijk naamwoord 1. snel en vol levenskracht ♢ Zijn kwieke reactie verbaasde menigeen.

kwiek - bijvoeglijk naamwoord 1. vol leven en energie ♢ kwiek kwam het omaatje naar ons toe lopen Bijvoeglijk naamwoord: kwiek ... is kwieker dan ... het kwiekst de/het kwieke ....

[Eng. quick; vgl. Ned. kwik; Du. keck = koen, vermetel, brutaal] levendig, vlug.

gekwiek, fyn piepgeluidjie maak.

adj. & adv., kwyk, kwik(ker) kwier(ich), alart.

...

vlug.

bn., bw. (spreekt, tierig, levendig, kwik): een kwiek ventje; dat hoedje staat je kwiek.

I. bn. en bw. (-er, -st) [Lat. vivus d. i.] 1. levendig, vlug, opgewekt: een ventje; lopen. 2. Uitbr. flink, fleurig: een hoedje. II. m. en v. (-en; -je) meestal vklw. kwiek (I 1) persoon: een paraderend -je.