Kwakkelaar
m. (-s), 1. iem. die aan de sukkel telkens ziek is ; 2. (Zuidn.) iem. die waggelend loopt; 3. (Zuidn.) iem. die huismiddeltjes inneemt; 4. (Zuidn.)babbelaar; 5. (Zuidn.) dokter die zijn patiënten lang aan de praat houdt.
Ontdek ons tijdschrift
en lees alles over taal uit Nederland en Vlaanderen*Zolang de voorraad strekt
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-s), 1. iem. die aan de sukkel telkens ziek is ; 2. (Zuidn.) iem. die waggelend loopt; 3. (Zuidn.) iem. die huismiddeltjes inneemt; 4. (Zuidn.)babbelaar; 5. (Zuidn.) dokter die zijn patiënten lang aan de praat houdt.
Wiktionary (2019)
kwakkelaar - Zelfstandignaamwoord 1. iemand die sukkelt met zijn gezondheid Woordherkomst Naamwoord van handeling van kwakkelen met het achtervoegsel -aar Verwante begrippen mannelijke vorm van kwakkelaarster
J.H. van Dale (1898)
KWAKKELAAR, m. (s), iem. die waggelend loopt; iem. die aan den sukkel, telkens ziek is; — (Zuidn.) iem. die huismiddeltjes inneemt; — (Zuidn.) babbelaar; — (Zuidn.) dokter die zijn patiënten lang aan den praat houdt. KWAKKELAARSTER, v. (-s).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: