Wat is de betekenis van kul?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

kul

1) (19e eeuw, vero.) (stud.) onstudentikoze student; flauwerd. Een kul was vroeger Nederlands voor een teelbal. Later ging men het woord ook voor flauwekul gebruiken. • Hij loopt op kleurige pantoffels over straat, schreeuwt zich 's morgens en 's nachts schor en blaauw, bepaalt zijne gesprekken bij een paar Studenten-uitdrukkingen, die hem de...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kul

kul - Zelfstandignaamwoord 1. (anatomie) (verouderd) teelbal 2. onzin, voor-de-gek-houderij Dat is toch kul! kul - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kullen ♢ Ik kul 2. gebiedende wijs van kullen ...

2024-04-19
Jargon & Slang van Studenten

Marc De Coster (2017)

Kul

Kul - flauwe vent, zak, lul. Uit Lat. culleus = teelzak? Zeg eens, jij daar, met je kromme snotkoker, zij houden je hier voor een kul. - Klikspaan, Studentenleven (1844) Kut jongste huisgenoot die op het gebied van seks het minst onderlegd is. ​

2024-04-19
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

kul

(studententaal, verouderd) flauwerd. Een kul was vroeger Nederlands voor een teelbal. Een Betuws rijmpje gaat als volgt: ‘Door die scheur daar trekt zijn hele kulleke deur.’ Later ging men het woord ook voor ‘flauwekul’ gebruiken.Zeg er eens, jij daar, met je kromme snotkoker, zij houden je hier voor een kul. (Johannes Knepp...

2024-04-19
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

kul

Sukkel, sul; een kul van een vent; - een zatte kul, dronkaard, dronkelap, zuiplap. Opm.: In de standaardt. wel in de bet.: nonsens, onzin, vooral flauwe kul.

2024-04-19
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

kul

kul - 1°. Testikel; mogelijk verwant met Lat. culleus ‘teelzak’. Hij weet we! ware syne kullekens hanghen, hij is loes (= slim. H.) ghenoech, Hekelschrift in Ts. 16. 57 [± 1570].2°. Mann. lid. (In een Betuws rijmpje): Door die scheur Daar steekt zijn heele kulleke deur, Aant. BOEKENOOGEN [vóór 1930].

2024-04-19
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

kul

gekul, fop, bedrieg.

2024-04-19
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Kül

kuil (visnet).

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kul

v. (-len), 1. (veroud., gew.) teelbal; 2. (Zuidn.) mannelijke roede; 3. (Zuidn.) flauwe vent, sul; — zatte kul, dronkaard; 4. (gemeenz.) flauwe kul, flauwigheden, flauwe praat; onzin.