kul
1) (19e eeuw, vero.) (stud.) onstudentikoze student; flauwerd. Een kul was vroeger Nederlands voor een teelbal. Later ging men het woord ook voor flauwekul gebruiken. • Hij loopt op kleurige pantoffels over straat, schreeuwt zich 's morgens en 's nachts schor en blaauw, bepaalt zijne gesprekken bij een paar Studenten-uitdrukkingen, die hem de...