kuieren
(1986) (Rotterdam, havenarb.) onbetaald verlof als straf. • (Jan Oudenaarden: De terugkeer van Opoe Herfst. 1986) • (Frits Bom: De havenman. Rotterdams voor gevorderden. 2011)
Marc De Coster (2020-2024)
(1986) (Rotterdam, havenarb.) onbetaald verlof als straf. • (Jan Oudenaarden: De terugkeer van Opoe Herfst. 1986) • (Frits Bom: De havenman. Rotterdams voor gevorderden. 2011)
Wiktionary (2019)
kuieren - Werkwoord 1. (inerg) op zijn gemak, zonder haast of vast doel lopen of wandelen ♢ 's Middags werd er wat gekuierd en 's avonds een spelletje gespeeld. 2. ergatief op zijn gemak, zonder haast ergens heen lopen of wandelen ♢ Ze waren naar het eind van de bou...
Marc de Coster (2017)
Kuieren - als straf een of meer dagen onbetaald verlof krijgen. Van iemand uit kuieren sturen: uit wandelen sturen.
Genootschap Onze Taal (2001)
Waarvan is kuieren afkomstig? a van het Middelnederlandse coder (‘halskwab’, namelijk een kwab die langzaam heen en weer beweegt) b van het Franse cueillir (‘sluipen’) c van het Oudengelse to quisk (‘verspillen’).
J. van Donselaar (1936)
(kuierde, heeft gekuierd), (verouderend) 1. doelloos rondlopen; AN wandelen. De oudste bleef aan de waterkant met zijn geweer heen en weer kuieren (Spalberg 1908; 1979: 94). 2. uitgaan; een uitstapje maken. Ik loop een beetje te kuieren, met vacantie naar de Bovenlanden (Helman 1954a: 17). -Etym.: S koiri = id. AN k. op z’n gemak, langzaam,...
M. J. Koenen's (1937)
I. kuierde, is, heeft gekuierd; op zijn gemak wandelen; II. kuierde, heeft gekuierd; (Twente): kouten.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: