Wat is de betekenis van Kruim?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kruim

kruim - Zelfstandignaamwoord 1. kruimel kruim - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kruimen ♢ Ik kruim 2. gebiedende wijs van kruimen kruim! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kruimen ...

2024-04-26
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

kruim

het beste deel, (NL) puikje Voor een doorwinterde muzikant als hij, die tot het kruim van de Europese improvisatiescene behoort en die een heel eigen speelwijze op de contrabas ontwikkelde, is de kans op een mislukt concert dan ook zo goed als onbestaande. (Patrick Auwelaert, Vlaanderen, jrg. 58) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal G...

2024-04-26
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

kruim

(de & het) het beste deel van iets. Cocoon is uniek in zijn genre: de beurs verzamelt het kruim van alle merken die iets of wat met wooninrichting te maken hebben. - DM, 16-11-2002. Zie geest, pit, verstand: er zit kruim in

2024-04-26
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

kruim

Het fijnste, beste deel (van iets); ook in toep. op pers.: elite; vand.: pit, verstand; vooral in de verb. daar steekt kruim in. „Dat gaat niet; als ik op zulke manier mijn ouders verlaat, heeft hij alle redenen om te besluiten dat ik een nietdeug ben. Arnoldo, ik blijf.” „Onzin, ook de grooteren moeten vernemen dat er krui...

2024-04-26
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

kruim

binneste gedeelte van brood.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kruim

v. en o. (-en), 1. (thans meest in verkleinv.)kruimel; 2. het zachte binnenste van het brood ;(vand.) 3. (meest Zuidn.) het fijnste, beste deel van iets ; — pit, verstand: daar steekt kruim in; 4. droge, korrelige substantie -waarin aardappelen na koken ten dele of geheel overgaan: de aardappels zijn tot kruim gekookt.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kruim

v. -en, kruimpje; het zachte binnenste van brood, aardappelen: zegsw. daar zit kruim in, pit, kern, geest.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kruim

v. en o. (-en; -pje) I. Eig. afgebrokkeld stuk, brok nl. 1. Veroud. klein afgebrokkeld, overgebleven stukje spijs : een -pje van uw dis. 2. fijne, afgekookte stukjes aardappel. 3. zacht binnenste van brood : de van het brood is binnen de korst besloten. II. Metf. [van I 3] 1. het bruikbare, beste deel van iets : met de weg zijn. 2. geest,...

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

kruim

v./m./o. (-en), 1. (thans vnl. in verkleinvorm) kruimel; 2. het zachte binnenste van het brood; 3. (gew.) het fijnste, beste deel van iets; pit, verstand: daar steekt in; 4. droge, korrelige substantie waarin aardappelen na koken ten dele of geheel overgaan: de aardappels zijn tot gekookt.