krompoot
(1920) (scheldw.) persoon met kromme benen. Iemand wordt hier genoemd naar een kenmerkend lichaamsdeel. • Je kameraad? Is dat die krompoot, die zich aan wal zoo weinig op zijn gemak schijnt te voelen als een zeehond op het droge en die vlug is als het water, zoodra hij aan boord komt van een schip? (het Vaderland, 03/02/1920) • ‘No...