Wat is de betekenis van Kromming?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kromming

kromming - Zelfstandignaamwoord 1. het afwijken van een rechte lijn of vlak Woordherkomst Naamwoord van handeling van krommen met het achtervoegsel -ing Verwante begrippen bocht, buiging, kromme

2024-03-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

kromming

draai; boog, bog.

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kromming

s., kromte, bôge, bocht, slach.

2024-03-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kromming

v. (-en), 1. het krommen; het aannemen of bezitten van een kromme vorm; kromme gedaante: de kromming van een holle spiegel; de sterkte der kromming; 2. plaats waar iets krom is, kromte, bocht: bij een kromming van de weg. KROMMINGSMIDDELPUNT, o.

2024-03-29
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

KROMMING

(wiskunde). Indien een punt zich in een plat vlak of in de ruimte langs een kromme lijn l beweegt, dan noemt men de verhouding van de richtingsverandering der raaklijn tot de afgelegde booglengte de gemiddelde kromming van het doorlopen stuk der kromme en de limiet, waartoe deze gemiddelde kromming in het algemeen nadert, wanneer men...

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kromming

v. -en; het krommen: kromte, bocht: de kromming v. e. kust, v. e. weg, v. e. dijk.

2024-03-29
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Kromming

(meetk.), 1° K. van vlakke krommen. In nevenstaande fig. zij a de hoek (in radialen), dien de raaklijn in een punt P der → kromme maakt met de positieve X-as, a + Δαde overeenkomstige hoek in een naburig punt P' en Δs de lengte van den boog PP'. Het quotiënt Δα / Δs is de toename van a lan...

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kromming

('kromming) v. (-en) 1. Eig. het krom worden. 2. Metn. krom gedeelte : de van een weg. Syn. → bocht.