Wat is de betekenis van Kringelen?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kringelen

kringelen - Werkwoord 1. (inerg) zich in cirkels blijven bewegen De rook kringelde boven de kampvuren omhoog. Woordherkomst van het Middelnederlands cringelen; kan worden opgevat als (freqtt) kringen met het achtervoegsel -el

2024-04-20
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

kringelen

(onov ww; kringelde; h. gekringeld) GY - met een gestrekt lichaamsdeel kringetjes draaien (cirkelbewegingen maken) met het uiteinde ervan, bv. ter versterking van de buiken beenspieren zittend op de grond de gestrekte benen iets heffen en kringelen met de voeten.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kringelen

v., kringelje, krinkelje.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kringelen

.(kringelde, heeft gekringeld), 1. tal van kringen vormen, zich herhaaldelijk rondbuigen: de rook kringelde uit de schoorsteen; de rivier kringelt door de vlakte; 2. (gew.) door een menigte mensen heendringen; zich door een nauw gat heenwringen.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kringelen

kringelde, heeft gekringeld, inz. refl.: de paling kringelde zich om zijn arm, kronkelde.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kringelen

(‘kringələn) (kringelde, heeft gekringeld) 1. kringen vormen ; de rook kringelde uit de pijp. 2. zich -, zich winden, draaien, kronkelen : de paling kringelt zich in bochten; de rivier kringelt zich door de vlakte.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

kringelen

(kringelde, heeft gekringeld), tal van kringen vormen, zich herhaaldelijk rondbuigen: de rook kringelde uit de schoorsteen.

2024-04-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Kringelen

Kringelen (kringelde, heeft gekringeld), tal van kringen vormen: de rook kringelde uit den schoorsteen; — de rivier kringelt zich door de vlakte, telkens bochten vormend: — (gew.) door eene menigte menschen zich heendringen; (ook) door een nauw gat zich heenwringen.