kras, krachtig
bn. en bw., 1. sterk, flink, thans m.n. in betr. zin van bejaarden: een krasse oude heer; hij is nog vrij — voor zijn jaren; zich — houden, zich flink houden (in moeilijke omstandigheden, op hoge leeftijd enz.); 2. meer dan gewoon, krachtig, scherp, streng, ongemakkelijk, erg enz.: krasse maatregelen nemen; in krasse tegenspraak staan...