Wat is de betekenis van kouten?

2024-04-20
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

kouten

keuvelen. informeel en gezellig praten; keuvelen; babbelen. Voorbeelden: 's Avonds kwamen de volwassenen daar kouten en luisteren naar die fascinerende spookgestalte bij de blaasbalg en het vuur, het aambeeld en het koelbad. Robin Hannelore, Memoires van een kerkuil, 1979

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kouten

kouten - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kout

2024-04-20
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

kouten

(koutte, gekout) praten, spreken De pompbediende begint gemoedelijk te kouten, met een vriendelijkheid die bij ons geen pas zou hebben. - DM, 03-08-2002.

2024-04-20
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Kouten

babbelen

2024-04-20
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

kouten

Praten, spreken (in ’t alg.). Ik zal koffie zetten in het zomerhuisje, daar is het fris en eens zo gezellig om te kouten, LANGENS 1947, 201. Onder ’t drinken van een kanne bier, samen ... op ’t gemak kouten te gare, hun herte deugd doen aan ’t geen ze zolang hadden moeten missen, STREUVELS 1962, 29. Hij heeft alleen nog de...

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kouten

v., kâltsje, petearje, prate.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kouten

(koutte, heeft gekout), 1. (Zuidn.) praten, spreken in ’t algemeen; 2. (Noordn., litt. t.) gemeenzaam en gezellig met elkander praten: wij zaten gezellig te kouten.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kouten

koutte, heeft gekout; gezellig praten.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kouten

('koutən) (koutte, heeft gekout) [Intens. kallen] gezellig praten. Syn. →: babbelen.