Wat is de betekenis van Kortwieken?

2024-04-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kortwieken

kortwieken - Werkwoord 1. (ov) een vogel het vliegvermogen ontnemen door de slagpennen te verwijderen Zij hadden de zwanen gekortwiekt zodat ze niet ontsnappen konden. 2. (ov) overdrachtelijk het vermogen tot handelen van een persoon of organisatie drastisch inperken ...

2024-04-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kortwieken

v., knippe, knobje, koart(sj)e.

2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kortwieken

(kortwiekte, heeft gekortwiekt), 1. (eig.) van een vogel : aan één zijner vleugels de grote en kleine slagpennen wegknippen, om hem het wegvliegen te beletten ; 2. (fig.) iem. kortwieken, zijn macht, vrijheid van handelen beknotten, inperken ; (scherts.) 3.iem. of zijn haar kortwieken, het haar knippen.

2024-04-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kortwieken

kortwiekte, heeft gekortwiekt; 1. de wieken korten: een kip kortwieken; 2. inz. fig. kleiner maken, beperken: iem., iems. macht, gezag kortwieken; haast zult gij wreed gekortwiekt zijn, uw vrijheid zal aan banden gelegd zijn.

2024-04-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kortwieken

('kort) (kortwiekte, heeft gekortwiekt) 1. de wieken, vleugels korten of afsnijden : een kip –. 2. beteugelen, in toom houden : iemand –; iemands macht, gezag –. 3. Scherts. het haar kort knippen : zich laten –.

2024-04-16
Levende taal verklarend woordenboek

T. Pluim (1921)

Kortwieken

(fig.): beteugelen, aan banden leggen, fnuiken. Letterlijk gezegd van een vogel, wien men de vleugels kort.

2024-04-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

kortwieken

(kortwiekte, heeft gekortwiekt), (overg.) 1. (eig.) van een vogel: aan een van de vleugels de grote en kleine slagpennen wegknippen, om hem het wegvliegen te beletten; 2. (fig.) iemand —, zijn macht, vrijheid van handelen beknotten, inperken; (scherts.) iemand of zijn haar het haar knippen.

2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Kortwieken

KORTWIEKEN, (kortwiekte, heeft gekortwiekt), de vleugels korter maken of afsnijden (aan vogels); (fig.) iem. kortwieken, zijne macht, vrijheid van handelen inperken; (scherts.) het haar knippen.