Wat is de betekenis van Kordon?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kordon

kordon - Zelfstandignaamwoord 1. afzetting gemaakt van posten of personen om een gebied af te sluiten van de omgeving Door het optreden van de politie konden ze uiteengedreven worden, op het moment dat een beetje verder een groot aantal voornamelijk Franse supporters de fanzone verliet na de match tussen Fr...

2024-03-29
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Kordon

ook: cordon [Fr. cordon, verklw. van corde = touw; zie koord] 1 draagband; geweerriem; 2 keten van miI. troepen of posten langs of rondom een gebied ter vorming van een afweerlinie, ook tegen uitbreiding van besmettelijke ziekten, smokkelarij, om ontsnapping van misdadigers te voorkomen e.d....

2024-03-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Kordon

(cordon) verweerlinie; geweerriem; uitspringende sierlijst

2024-03-29
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Kordon

een afsluiting door militairen of politie: een politiekordon dat de straat voor een brandend huis afzet.

2024-03-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

kordon

afsluitende, grensvormende troepelyn of polisie.

2024-03-29
Woordenboek Turks-Nederlands

MEHMET KIRIŞ (2024)

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kordon

(<Fr.), o. (-s), 1. geweerriem ; 2. keten v. militaire of andere posten om of langs een gebied om een afsluiting te vormen, b.v. ter voorkoming van smokkelarij, ter wering van besmettelijke ziekten enz. : een kordon trekken ; 3. kordonband.

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kordon

o. -s (Fr. cordon): 1. band; lijn: het jachtgeweer, met het groen afhangend kordon; 2. inz. fig. afsluitende troepenlijn: een kordon kozakken; een politiekordon.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kordon

o. (s) [Fr. ~ koord] 1. Eig. band, snoer, lijn. 2. afsluitende troepenlijn: een trekken aan de grens; een ter wering van een besmettelijke ziekte.